Misschien ken je het van de zomervakantie. Je komt aan op je bestemming. In je hotelkamer, appartement, huis of tent. Je pakt tassen en koffers uit, ruimt de spullen op, zoekt een lekker plekje, iets om op te zitten, een drankje, een boek en ‘nestelt’ je. Precies op de plek die je voor jezelf hebt gecreëerd. Je lichaam beweegt nog wat heen en weer en zoekt naar de meest comfortabele positie. Eén die je draagt en koestert, met de belofte dat je heel lang zo kunt blijven zitten. En dan geef je je over. Je laaft je aan de weldaad van dit moment. De ontspanning, het niets hoeven. Het is goed. Je bent thuis.
Toen de boel in maart vorig jaar door corona op slot ging, heb ik een koffer gepakt, en ben ik zonder te weten voor hoe lang bij mijn nieuwe lief ingetrokken. Samen genoten we van een naar binnen getrokken leven: overzichtelijk, ‘stil’ en knus. In de innerlijke ruimte die ontstond, voelde ik een ongekende ‘nesteldrang’. Het verlangen om een echt nest te creëren voor mezelf, voor ons, voor onze vrienden, familie en cliënten. We bekeken het huis -waar John al een paar decennia in woonde- met nieuwe ogen. En er ontstonden plannen voor een make-over. In mij een gevoel van ‘doorpakken’; dat nest komt hier en nu. Er volgden een paar maanden van slopen, timmeren, kloppen, schuren, schilderen, herstel en opbouw, en vooral ‘mooi maken’. Onder onze ogen ontstond er een nieuw nest.
De onrust van het in- en uitvliegen van vakmensen is inmiddels verdwenen, het stof neergedaald, het nest gereed. Het resultaat is een prachtig huis met als kers op de taart een heerlijk lichte, open praktijkruimte.
Vlak voor het einde van de zomervakantie droomde ik over een bonte specht. Terwijl ik door een venster naar buiten keek, zag ik hem in de boom zitten. Het contrastrijke, zwart witte verenkleed, een rode vlek onder de staart én in de nek. Er verschenen meer spechten. Gevolgd door een enorm kabaal, ge-kek en onrustig gefladder van vleugels. En weg vlogen ze.
De nestelfase is voorbij en ik ben op mijn nieuwe plek aangekomen. De dozen zijn uitgepakt, het huis ingericht, mijn spullen hebben een nieuwe plaats gekregen. Met een kop thee in mijn handen, nestel ik me in mijn nieuwe chaise longue voor het raam en kijk ik naar buiten. Terwijl de specht uitvliegt laat ik me door mijn adem dieper in mijn lichaam zakken. Ik ben thuis.